Column

Creatief Knutselen met Satanische Sadisten

15-10-2009
‘Groep sadisten maakt valkuil’. Even dacht ik dat deze krantenkop de DSB-bank betrof. Zou zo maar kunnen; het gaat immers om personen die er op uit zijn om anderen te laten lijden. Maar nee. Er lopen, in de buurt van de Helderse bossen in Limburg, échte idioten rond die het leuk vinden als wandelaars in een kuil met stalen pinnen vallen. Ik denk dat wij met z’n allen eens even stil moeten staan, bij dat gat. Althans, ik zal toch niet de enige zijn die zich afvraagt wat daar nou de lol van is: onschuldige mensen opzettelijk ontzettend veel pijn doen. Waarom? Er is al zoveel pijn in deze wereld. Wie de koppen snelt op internet, zoals ik iedere ochtend pleeg te doen, ziet het leed van het scherm afspatten. Er is ruim genoeg menselijke ellende voor alle sadisten in de wereld. Wie neemt dan de moeite om zware blokken beton te gieten met daarin een vlechtwerk van metalen pinnen? Hier is blijkbaar toch écht lang en hard over nagedacht. Dit is geen kroegweddenschap. Hier zit een plan achter. Van zieke, verdorven mensen. Als hier geen discipel van Satan aan het werk is, dan weet ik het ook niet meer. Wie is die man? Het kan geen vrouw zijn. Die hebben betere methodes om te martelen, die bovendien altijd doeltreffend zijn - zoals iedere getrouwde man zal kunnen beamen.Ik probeer me in dat Satansmannetje te verplaatsen. Wat gaat er door je hoofd als je dit soort gruwelijke gedachten hebt? Het lukt me doodeenvoudig niet om in zijn hoofd te kijken. Zo’n kop zitten alleen maar vol met maden en kakkerlakken. Waarom doe je dit onschuldige burgers aan? Hier moet hard worden ingegrepen. De overheid dient te doen waarvoor we haar ruimhartig betalen – en dat is onze veiligheid bewaken. We dienen te worden beschermd voor dit soort bloedzuigend vleermuisvolk. De pijn van het zijn is al erg genoeg zo,vindt u ook niet? Naschrift: Bij het nalezen van deze column bemerk ik dat alles wat hierboven geschreven staat ook op de DSB-bank en Dirk Scheringa kan worden geprojecteerd. Lees ‘m nog maar eens.