Column

Ome Ed struikelt over de drempel

26-12-2008
‘2008 was een schikkeljaar'.  ‘Een swaffeljaar zal je bedoelen', zegt Ome Ed, terwijl hij een té grote hap van zijn oliebol wegspoelt met een flinke teug Spa geel. De beste tradities zijn stilzwijgende tradities. Zoals de gewoonte om iedere laatste dinsdagmiddag van het jaar, aan de stamtafel van Nico's snackbar in het Bezuidenhout, een laatste glas te heffen met de vaste klanten. Normaliter worden een paar tafels bij elkaar geschoven, maar dit jaar is de harde kern behoorlijk uitgedund. Behalve mijzelf en Ome Ed zijn alleen de uitbaters Paul en Martin aanwezig. De twee kratjes Spa geel zullen onder ons verdeeld moeten worden. ‘Dát is dan de oogst van een jaar: swaffelen en schoenen gooien. Nee, de mensheid gaat erop vooruit. Voortstumperde sukkels, dát zijn we'. De kruimels oliebol vliegen over tafel. Bier spat in het rond. Ome Ed heeft al wat kouwe kletsen achter de kiezen, zo blijkt. Ik kijk naar de kratten en zie dat er al een voor de helft is gevuld met lege flesjes. Normaal gesproken is ome Ed aangeschoten, maar aanspreekbaar. Nu niet. Dit maken we maar zelden mee, hier in de snackbar. Het kon wel eens een knetterend einde van het jaar worden. ‘Ik mag toch hopen dat de rest van de mensen in dit land het ook zien, of ben ik soms kniftig?' We zijn in 2008 geen steek opgeschoten. We gaan áchteruit in dit land, in plaats van vol gas naar voren. Alles verloedert. Alles wordt slechter. Alles gaat naar de gallemiezen! En ik zal je zeggen: IK weet wat dit land nodig heeft in 2009!'. Zo ken ik Ome Ed niet. Zijn woede is niet gespeeld, en wordt zelden gesignaleerd. De laatste keer dat bij hem de druk in zijn bovencabine wegviel moest de politie eraan te pas komen. De vechtpartij die toen ontstond was volgens Ome Ed een ‘doorslaand succes'. Ik was er niet bij. Nu wel. ‘Laten we nou es één zaak onder de loep nemen: de straat. De openbare ruimte. Wat een verrommelde teringbende. En op iedere hoek van die huppeljongeren'. ‘Hangjongeren', zeg ik, tevergeefs. ‘Dat huppeltuig verziekt de sfeer. Hoe heet die wethouder ook alweer, die Hindoe, die wil een boete van negentig euro geven als je je peuk op de grond gooit. Leuk idee, fout uitgevoerd. Laat die gasten hun peuken inslikken, werkt veel beter'.  ‘Misschien moet je effe wat eten, ome Ed. Patatje?' Martin vraagt het met een intonatie die verraadt dat de vraag stellen bij voorbaat zinloos is. ‘Nee, ik mot niks! Ik probeer jullie wat bij te brengen, snappie dat dan niet?' Hij zwijgt even, maar enkel om een flinke slok van zijn flesje te nemen. ‘Wat moet een stad als Den Haag zonder een fatsoenlijke voetbalclub?' De plotselinge verandering van onderwerp ontgaat niemand. ‘Wordt het nou niet eens tijd dat ADO nou eens goed gaan aanpakken? Me bloed kookt, wat een wanprestaties!''. Oh nee - ome Ed begint te lallen. ‘Ik ben d'r zelfs voor bij de dokter geweest. Die zei dat ik iedere vorm van opwinding mest vermijden. Dus ben ik supporter van Volendam geworden'. ‘Zullen we het eens over goede voornemens hebben?', vraagt Paul. Zijn poging ome Ed tot rede te brengen is al even vruchteloos als die van zijn broer. ‘We weten allemaal waarom Theo hier vandaag niet bij is', zegt ome Ed. Weer een ander onderwerp. Hij zwaait nu vervaarlijk met zijn flesje. ‘Theo heeft 140 uur taakstraf gekregen, omdat ie ze ex-schoonzoon in mekaar heeft getremd. Die op zijn beurt weer de dochter van Theo zó zwaar had mishandeld en bedreigd dat ze maandenlang heb gebivakkeert in een Blijf-van-me-kuthuis!'. ‘Ome Ed', waag ik hem te onderbreken,‘je weet niet meer waar je over lult. Je haalt van alles door mekaar'. Hij kijkt me aan, als door een wesp gestoken.'WAT? Ik lul helemaal me helemaal niet door mekaar, ik kom nou juist tot de kern van mijn betoog!' Paul, Martin en ik kijken elkaar verrast aan. Zou zijn gebrabbel dan toch nog tot iets leiden? Ome Ed staat op, waarbij zijn stoel achter hem op de grond klettert. ‘Vertrouwen, dat bedoel ik. Vertrouwen en mededogen, dát hebben we nodig in het nieuwe jaar. Op straat, bij Ado, onder mekaar en overal.' Nu Ome Ed zijn punt heeft gemaakt maakt hij aanstalten om naar de deur te lopen. Als dat nog wil lukken, tenminste. ‘Het valt niet mee om vertrouwen te hebben in de mensheid. Zeker als je jezelf een beetje kent. Maar geen mens ken zonder.' ‘Ik vertrouw erop dat je de weg naar huis nog weet?, vraagt Martin opgelucht. ‘Drie keer links is ook rechts', antwoord ome Ed, en hij laat een grommende boer. Bij het naar buiten gaan laat hij de deur openstaan en, warempel, hij struikelt bijna over de drempel. Ik moet ineens aan Wim Kan denken. ‘Waar gaan we in het nieuwe jaar naartoe, Ome Ed?', roep ik. Even blijft het stil. Dan klinkt het galmend door de straat: ‘Naar 2010!'.